Zichtvensters op presentatielagen creëren

Een zichtvenster op een presentatielaag creëren

Commando

Locatie

Creëer zichtvenster

Weergave

Om een zichtvenster te creëren op een presentatielaag:

Zet de tekening in het aanzicht dat u in het zichtvenster wilt gebruiken. Als u het zichtvenster creëert op basis van een modelbegrenzing (zie Een presentatielaagzichtvenster creëren op basis van een modelbegrenzing), laat de modelbegrenzing dan geselecteerd wanneer u het commando selecteert. Zo kunt u nadien snel aanpassingen maken indien nodig.

Selecteer het commando.

Het dialoogvenster ‘Zichtvenster’ wordt geopend. De initiële instellingen voor het zichtvenster zijn identiek aan die van de actieve ontwerplaag, maar u kunt de waarden in dit venster wijzigen. Zodra u het zichtvenster op de ontwerplaag plaatst, worden er extra parameters beschikbaar (zie Instellingen van zichtvensters).

Met een Vectorworks-uitbreidingsmodule kunt u in het dialoogvenster ‘Zichtvenster’ gebruik maken van extra mogelijkheden om zichtvensters op ontwerplagen te creëren (zie Een zichtvenster creëren op een ontwerplaag in het actieve document).

Klik hier om de velden te tonen/te verbergenKlik hier om de velden te tonen/te verbergen

Veld

Omschrijving

Gebruik nr. presentatietekening/nr. presentatielaag als naam

(Vectorworks-uitbreidingsmodule vereist)

Vink deze optie aan om automatisch een naam te geven aan het zichtvenster. Deze naam bestaat uit het nummer van de presentatietekening en het nummer van de presentatielaag.

Vink deze optie uit om het zichtvenster een naam op maat te geven.

Naam zichtvenster

Wanneer u niet voor een automatische naamgeving kiest (optie Gebruik nr. presentatietekening/nr. presentatielaag als naam), dient u een unieke naam te geven aan het zichtvenster.

Laag

Selecteer de presentatielaag waarop u het zichtvenster wenst te plaatsen, of selecteer ‘Nieuwe presentatielaag’ om een presentatielaag te creëren. Als er geen presentatielagen aanwezig zijn en u maakt nu geen nieuwe aan, dan zal Vectorworks u nadat u op OK hebt geklikt, vragen een presentatielaag aan te maken.

Creëer titel tekening

(Vectorworks-uitbreidingsmodule vereist)

Vink deze optie aan om een titel tekening te creëren in de aantekeningen van het zichtvenster.

Gebruik stijl / Gebruik standaardinstellingen

(Vectorworks-uitbreidingsmodule vereist)

Kies om gebruik te maken van een specifieke stijl uit de Hulpbronnenkiezer, of om een titel tekening te plaatsen met de huidige instellingen van het gereedschap Titel tekening.

Nummer presentatietekening

(Vectorworks-uitbreidingsmodule vereist)

Vectorworks stelt standaard het volgende nummer voor dat beschikbaar is op de geselecteerde presentatielaag. Dit nummer wordt weergegeven op elke referentieaanduiding in de aantekeningen van het zichtvenster. Het nummer moet uniek zijn op deze presentatielaag.

Titel presentatietekening

Geef hier een beschrijvende titel voor het zichtvenster op; de lengte is beperkt tot 63 karakters. Deze titel wordt weergegeven bij elke aantekening die u aan het zichtvenster toevoegt.

Als Automatische gegevenskoppeling geselecteerd is bij de documentvoorkeuren, wordt elke verandering in dit veld automatisch doorgevoerd in het veld van de referentieaanduiding en omgekeerd.

Lagen

Klik op deze knop om de zichtbaarheid van de lagen binnen het zichtvenster in te stellen.

Klassen

Klik op deze knop om de zichtbaarheid van de klassen binnen het zichtvenster in te stellen.

Schaal

Selecteer de schaal waarin het zichtvenster moet worden weergegeven.

Detailleringsgraad

Selecteer de detailleringsgraad voor symbolen en parametrische objecten in het zichtvenster (zie Detailleringsgraden instellen voor 2D- en 3D-componenten van symbooldefinities en parametrische objecten).

Muur-, plaat- en dakcomponenten worden weergegeven voor de instellingen Normaal en Hoog.

Toon ruimtelijke 2D-objecten

Vink deze optie aan om 3D-objecten zonder z-hoogte weer te geven in het zichtvenster.

Toon 2D-componenten

Vink deze optie aan om de 2D-componenten (indien beschikbaar) weer te geven van alle symbolen en parametrische objecten die loodrecht op het aanzicht liggen (zie Concept: 2D-componenten voor symbooldefinities en parametrische objecten. Objecten die geen 2D-weergave voor het gekozen aanzicht hebben, worden weergegeven in 3D.

Dit is alleen van toepassing op zichtvensters die gerenderd zijn door middel van ‘Achterliggende lijnen verbergen’ en ingesteld zijn in een 3D-aanzicht en orthogonale projectie.

Toon met modelbegrenzing

Vink deze optie aan om het zichtvenster aan een modelbegrenzing te koppelen. Als er een modelbegrenzing geselecteerd is wanneer u het zichtvenster creëert, wordt de weergave uit de modelbegrenzing overgenomen in het zichtvenster. Als er geen modelbegrenzing geselecteerd is wanneer u het zichtvenster creëert, wordt er een modelbegrenzing toegevoegd rond alle zichtbare objecten. Selecteer de modelbegrenzing in de tekening om hem groter of kleiner te maken terwijl u de ontwerplaag van het zichtvenster bewerkt.

Elk zichtvenster dat u creëert en waarvoor u deze optie aanvinkt, wordt opgeslagen met zijn eigen bewerkbare modelbegrenzing.

Aanzicht

Kies het aanzicht waarin de ontwerplaag in het zichtvenster moet worden weergegeven. Selecteer hiervoor een standaardaanzicht of selecteer de optie ‘Op maat’ en stel daarna het gewenste aanzicht in via de knop Stel aanzicht in.

Stel aanzicht in

Klik op deze knop om een aanzicht op maat in te stellen via het dialoogvenster ‘Roteer 3D-aanzicht’. Merk op: deze knop is alleen actief wanneer bij Aanzicht de optie ‘Op maat’ is geselecteerd (zie Nauwkeurig roteren met het commando).

Rendering

Selecteer een rendermethode waarin het zichtvenster moet worden weergegeven. Voor sommige methodes is het mogelijk om via de knop Instellingen extra parameters in te stellen.

Instellingen

Klik op de knop om de instellingen van de rendermethode aan te passen (enkel beschikbaar voor bepaalde rendermethodes). Zie onderstaande links voor meer informatie hierover:

Instellingen Shaded: Shaded - instellingen

Instellingen Renderworks op maat: Renderworks op maat - instellingen

Instellingen Renderworks artistiek: Renderworks artistiek - instellingen

Instellingen Achterliggende lijnen tonen/verbergen en Polygoon beschaduwd - finaal: Lijnrendering - instellingen

Schetsstijl: Een schetsstijl toekennen aan een zichtvenster

Toon 2D-vullingen

Vink deze optie aan om voor de rendermethodes ‘Achterliggende lijnen verbergen’ of ‘Achterliggende lijnen tonen’ de 2D-vulling van vlakke ruimtelijke objecten en 2D-componenten weer te geven in de tekening (zie Vulling).

RW achtergrond

Beschikbaar indien u een Renderworksmethode gebruikt voor Rendering.

Projectie

Selecteer een projectiemethode voor het zichtvenster (zie Projectie).

Type perspectief

Selecteer een type perspectief of kies ‘Op maat’ en geef de gewenste Brandp. afstand (brandpuntafstand) op.

Stel de parameters in en klik op OK.

Indien het bestand nog geen presentatielaag heeft, wordt hierna automatisch het dialoogvenster ‘Nieuwe presentatielaag’ geopend om er een te creëren.

Het zichtvenster wordt op de aangegeven presentatieplaag gecreëerd. Deze presentatielaag wordt actief.

Zichtvensters op presentatielagen creëren d.m.v. een bijsnijding

Een cameraweergave aan een presentatielaagzichtvenster koppelen

Instellingen van zichtvensters

Zichtvensters bewerken

Zichtvensters bijwerken