ArchLand03127.pngInstellingen van een verharding bewerken

De meeste parameters in het Infopalet komen overeen met de parameters tijdens het creëren van de verharding (zie Verhardingsobjecten creëren). Enkel de parameters die verschillen, worden hier besproken.

Veld

Omschrijving

Infopalet - Tabblad Object

 

Stijl

Gebruik de opties in de keuzelijst om de stijl van het object te vervangen, te bewerken of los te koppelen (zie Objectstijlen wijzigen vanuit het Infopalet).

Door een objectstijl te wijzigen zullen alle objecten in het bestand die deze stijl gebruiken, aangepast worden.

Verberg parameters volgens stijl

Vink deze optie aan om alle parameters die van een stijl afhangen, te verbergen; deze parameters kunt u niet bewerken in het Instellingenvenster of het Infopalet.

Instellingen

Klik op deze knop om het dialoogvenster ‘Verharding’ te openen en de geselecteerde verharding te bewerken. Als de selectie meerdere verhardingen bevat, is de knop Instellingen niet beschikbaar. Selecteer een enkele verharding om het instellingenvenster te openen en de parameters te bewerken.

Wenst u echter de standaardinstellingen van de verharding aan te passen, gebruik dan knop Instellingen in de Methodebalk.

Algemeen

 

Naam

Geef een naam op voor de verharding. Dit is handig om verhardingen nadien te identificeren in labels en rapporten.

Pad breedte

Geef de breedte van de verharding als pad op.

Pad afstand

Geef de afstand van het pad op ten opzichte van de invoeglijn.

Vulling breedte/hoogte

Dit is de breedte en hoogte van de klinkers (Wildverband, blokverband en halfsteensverband).

Vulling hoek

Geef de hoek op waaronder u de vulling wenst te roteren.

Boord grootte vulling

Bepaal de breedte van de voegen als u de optie ‘Voegen’ heeft geselecteerd voor de boord.

Boord vulling hoek

Geef de hoek op waaronder u de vulling van de boord wenst te roteren.

3D-weergave

 

3D-type

Kies het gewenste type verharding voor 3D-weergave (zie Verhardingsobjecten creëren).

Een plaat op basis van een pad kan niet naar een ‘Afvloeiing plaat’ worden veranderd.

Niveau

Bepaal de hoogte waarop de verharding ligt.

Componenten vulvlak

Als de plaat van het vulvlak geen stijl heeft, kunt u met deze knop het dialoogvenster ‘Verharding vulvlak componenten’ openen om de verhardingscomponenten te definiëren (zie Verhardingen creëren).

Componenten boord

Als de plaat van de boord geen stijl heeft, kunt u met deze knoppen het dialoogvenster ‘Verharding boord componenten’ openen om de verhardingscomponenten te definiëren (zie Plaatcomponenten creëren).

Terreinbewerkingsobject

 

Terreinbewerkingsobject

Bepaal of de plaat het terreinmodel moet beïnvloeden of niet (zie Verhardingen creëren).

Gebruik uitgelijnd oppervlak

Selecteer deze optie om een verharding te creëren door middel van een polylijn, net zoals met de methode Omtrek. Het verschil is dat een verharding met een Uitgelijnde omtrek verticaal zal worden uitgelijnd op de randen van aangrenzende objecten.

Omschrijving helling

(Type Plaat met Gebruik uitgelijnd oppervlak aangevinkt)

Bepaal hoe u de helling wenst te definiëren of selecteer Geen als de verharding vlak is. Vul vervolgens waarden in voor de Helling, de Hoogte aan uiteinde van de helling of de Hoek hellingslijn. De overige parameters worden automatisch berekend en ingevuld.

Toon helling

(voor platen of plaatbewerkingsobjecten)

Vink deze optie aan om een aanpasbare hellingspijl alsook de huidige helling weer te geven in de weergave 2D/Plan. De helling wordt enkel weergegeven indien deze een waarde groter dan nul heeft. Pas de helling aan door de controlepunten te verplaatsen

slope_obj.png 

Toon helling A

(voor platen of plaatbewerkingsobjecten)

Vink deze optie aan om de pijl van helling A en de parameter Helling weer te geven. Pas de helling aan door de controlepunten te verplaatsen

pad_slopeA.png 

Toon helling B

(voor platen of plaatbewerkingsobjecten)

Vink deze optie aan om de pijl van helling B en de parameter Helling weer te geven. Pas de helling aan door de controlepunten te verplaatsen

pad_slopeB.png 

Vergrendel helling A/B neerwaarts

Vink deze optie aan om helling A en/of B op een lagere hoogte te vergrendelen.

Uitlijning bijwerken

(Plaat met uitgelijnd oppervlak)

Klik op deze knop om het oppervlak opnieuw uit te lijnen met aangrenzende geometrie.

Verhardingsprofielen

Gebruik de parameters in deze groep om het verhardingsoppervlak te bewerken door middel van profiellijnen (zie Uitgelijnde verhardingen bewerken met profiellijnen).

Profiel

Blader met de knoppen door de profielen; het geselecteerde profiel licht telkens op. Klik op de middelste knop om het huidige profiel nogmaals op te laten lichten.

Naam

Dit is de naam van het geselecteerde profiel.

Klasse profiellijn

Selecteer <Verharding> om de klasse van de verharding ook toe te kennen aan de profiellijn. Ken een klasse toe om de kenmerken en de zichtbaarheid van de profiellijnen te bepalen. Selecteer een klasse uit de lijst met klassen die aanwezig zijn in de tekening of creëer een nieuwe klasse.

Toon profiellijnen

Met deze optie toont of verbergt u alle profiellijnen op het verhardingsoppervlak. Indien uitgevinkt, zijn de opties eronder voor de naam, helling, hoogtewaarden en pijlpunten niet beschikbaar.

Toon profielnaam

Vink deze optie aan om de naam van alle profiellijnen weer te geven.

Toon hellingsaanduidingen

Vink deze optie aan om de hellingsaanduidingen van alle profiellijnen weer te geven.

Toon hoogtewaarden

Vink deze optie aan om de hoogtewaarden van alle profiellijnen weer te geven.

Toon pijlpunten profiellijn

Vink deze optie aan om de pijlpunten van alle profiellijnen weer te geven.

Voeg profiel toe

Klik op deze knop om een profiellijn aan de verharding toe te voegen om het oppervlak te bewerken.

Bewerk profiel

Klik op deze knop om het geselecteerde profiel te bewerken (zie Uitgelijnde verhardingen bewerken met profiellijnen).

Keer richting om

Met deze knop keert u de richting van de profiellijn om.

Pijlpunten profiellijn

Klik op deze knop om het dialoogvenster ‘Pijlpunten’ te openen. Hier kunt u pijlpunten voor de uiteinden van profiellijnen selecteren. De pijlpunten aan het begin en het einde kunnen Identiek of Verschillend zijn.

Verwijder profiel

Klik op deze knop om het geselecteerde profiel te verwijderen.

Oppervlaktebewerkingsobjecten

(Alleen plaat met uitgelijnd oppervlak)

Gebruik de parameters in deze groep om het verhardingsoppervlak te bewerken door middel van bakens en hellingen.

Toon bakens

Vink deze optie aan om de toegevoegde bakens op het verhardingsoppervlak weer te geven.

Toon hellingswaarden

Vink deze optie aan om de toegevoegde hellingswaarden op het verhardingsoppervlak weer te geven.

Bewerk opp.bewerkingsobjecten

Zie Uitgelijnde verhardingen bewerken met oppervlaktebewerkingsobjecten.

Informatie

 

Oppervlakte vulvlak

Hier wordt de oppervlakte van de verharding weergegeven.

Oppervlakte boord

Hier wordt de oppervlakte van de boord weergegeven.

Totale oppervlakte

Hier wordt de totale oppervlakte van de verharding weergegeven.

Omtrek vulvlak

Hier wordt de omtrek van de verharding weergegeven.

Omtrek boord

Hier wordt de omtrek van de boord weergegeven.

Totale omtrek

Hier wordt de totale omtrek van de verharding weergegeven.

Berekeningen bijwerken

Herbereken de oppervlakte en het volume weergegeven in het Infopalet voor het terreinmodel liggend onder het terreinbewerkingsobject (er moet een werkgrens zijn).

Parameters terreinmodel en volume

Hier vindt u informatie over de oppervlakte en het volume van het terreinmodel gelegen onder het terreinbewerkingsobject. Zie Eigenschappen van het terreinmodel voor meer informatie.

Parameters controlepunten

Gebruik deze parameters om de controlepunten te bewerken van het pad dat aan de basis ligt van de verharding (zie Controlepunten van objecten aanpassen.

Tabblad Rendering

 

Textuur

U kunt texturen voor verhardingen van het type Plaat en Plaatafvloeiing toepassen en beheren via het tabblad Rendering van het Infopalet. Zie Texturen van objecten beheren vanuit het Infopalet en Texturen op objecten met componenten

Indien u aparte boordsegmenten van een verharding onzichtbaar wenst te maken, zowel langsheen de omtrek als rondom openingen, selecteert u de verharding en activeert u het gereedschap Vervorm object. Selecteer Toon/verberg zijde in de Methodebalk. Klik vervolgens op het middelpunt van de boordsegmenten van de verharding of op de openingen die u wenst te verbergen. Herhaal deze stappen om de boordsegmenten terug zichtbaar te maken.

Bepaal de linker- en rechterkant van de verharding volgens pad door de verharding te selecteren en in het Infopalet op de middelste knop van de parameter Controlepunt te klikken. Wanneer u deze knop indrukt, verschijnt er rond het eerste controlepunt van de verharding een blokje met een rode rand.

Wanneer u klassen toekent aan de onderdelen van de verharding, zoals de voegen en het label, kunt u de zichtbaarheid van dit onderdeel controleren met de zichtbaarheid van de klasse. De kenmerken van de klasse worden enkel toegepast op het onderdeel als de optie Automatisch toekennen is ingeschakeld voor de klasse. Bijvoorbeeld, als u de klasse Verharding-Onderdeel-Vulvlak toekent aan de voegen en deze klasse gekenmerkt wordt door een lijnarcering, kunt u deze klasse bewerken en de optie Automatisch toekennen inschakelen om de vulling toe te passen op het component. Zie Kenmerken van een klasse toekennen.

Een verharding kan dienen als basis van een terreinbewerkingsobject d.m.v. muur. Dit geeft de mogelijkheid het terreinmodel te modelleren rondom de verharding. Zie Een terreinbewerkingsobject creëren d.m.v. bestaande muur.

Verhardingen bewerken

Een verharding vervormen

Een verharding omzetten naar een oppervlak (omtrek) of pad

Verhardingen uitlijnen met bestaande geometrie

Uitgelijnde verhardingen bewerken

Workflow: Een doorsnede van een verharding creëren

Hellende verhardingen bewerken

Het label van een verharding

Vullingen voor verhardingen

Vullingen van verhardingen bewerken

Verhardingen creëren