Texturen toekennen aan symbolen

Het is niet mogelijk om rechtstreeks een textuur aan te brengen op symbolen. U kunt echter wel texturen aanbrengen op de afzonderlijke objecten waaruit het symbool is opgebouwd. Gebruik hiervoor het commando Bewerk symbool zoals hieronder beschreven of ken texturen via klasse toe (zie Concept: Texturen toepassen volgens klasse). Complexe objecten kunnen meer dan één klasse bevatten. Wanneer u de textuur/texturen van een symbool wijzigt, heeft dit gevolgen voor alle exemplaren van dat symbool in de tekening.

Om een textuur toe te passen op de symboolcomponenten:

Selecteer het symbool dat u wenst te bewerken:

Ga naar het menu Bewerk > Bewerk symbool of klik met rechts op het symbool en selecteer Bewerk in het contextmenu.

De bewerkmodus wordt geactiveerd. Zie Symbooldefinities bewerken.

Selecteer de eerste component waarop u een textuur wilt aanbrengen.

Selecteer in het Kenmerkenpalet een Type vulling; kies eender welk type, behalve ‘Geen’ (anders zal de textuur niet toegepast worden).

Activeer het gereedschap Textuur in het palet Basisgereedschappen en pas texturen toe zoals beschreven in Texturen toepassen op objecten en vlakken met het gereedschap Textuur.

Indien gewenst, kunt u hierna de toegepaste texturen beheren, de projectie wijzigen en textuurbeelden toevoegen zoals beschreven in Texturen van objecten beheren vanuit het Infopalet en Het gereedschap Bewerk projectie.

Herhaal stap 3 tot 6 voor elk onderdeel van het symbool.

Selecteer Bewerk > Verlaat symbool zodra u klaar bent met bewerken.

De wijzigingen worden toegepast op alle exemplaren van het symbool in de tekening.