DesignSeries02091.pngEigenschappen van ruimtes in het Infopalet

De standaardinstellingen van ruimtes (zie Instellingen ruimte) en de parameters in het Infopalet komen in grote mate overeen. Hieronder staan alleen de parameters die uitsluitend via het Infopalet ingesteld kunnen worden.

Voor ruimtes die een parametrische objectstijl gebruiken, worden de volgens stijl ingestelde parameters alleen weergegeven ter informatie; ze kunnen niet worden bewerkt via het dialoogvenster ‘Instellingen ruimte’ of het Infopalet.

Veld

Omschrijving

Stijl

Gebruik de opties in de keuzelijst om de stijl van het object te vervangen, te bewerken of los te koppelen (zie Objectstijlen wijzigen vanuit het Infopalet).

Door een objectstijl te wijzigen zullen alle objecten in het bestand die deze stijl gebruiken, aangepast worden.

Verberg parameters volgens stijl

Vink deze optie aan om alle parameters die van een stijl afhangen, te verbergen; deze parameters kunt u niet bewerken in het Instellingenvenster of het Infopalet.

Zones

(in de groep ‘Bestemmingsfunctie)

Met deze knop opent u het dialoogvenster 'Zones’. Hier vindt u dezelfde instellingen als in de sectie ‘Zones’ in de categorie Bestemmingsfunctie.

Automatisch (in de groep ‘2D-omtrek en oppervlakte’)

Geef aan of de ruimte automatisch aan muren is gekoppeld, dan wel of de omtrek van de ruimte manueel is gecreëerd. Als u voor een automatisch begrensde ruimte de muren aanpast (de muren verplaatst, vervormt, vervangt of de muurstijl, de muurdikte of de muurcomponenten wijzigt), wordt de omtrek van de ruimte automatisch bijgewerkt.

Bijwerken

(in de groep ‘2D-omtrek en oppervlakte’)

Deze functie is beschikbaar wanneer de 2D-omtrek en oppervlakte ‘Automatisch’ door middel van muren bepaald worden.

Klik op de knop om de omtrek van de ruimte aan te passen aan de omringende muren nadat er zichtbare muren zijn toegevoegd, verwijderd of verplaatst.

Verwijder alle begrenzingen

(in de groep ‘3D-omtrek en oppervlakte’)

Deze functie is zowel voor de netto- als de bruto-oppervlakte van de ruimte beschikbaar als de ruimte werd begrensd met het commando Begrens ruimte bovenaan door objecten of Begrens ruimte onderaan door objecten. Klik op deze knop om de oorspronkelijke boven- en onderzijde van de ruimte te herstellen.

Ruimteafwerkingen

(in de groep ‘Afwerking ruimte’)

Hiervoor moet de optie Neem op in de tabellen aangevinkt zijn. In dit dialoogvenster vindt u dezelfde instellingen als in de categorie Afwerking ruimte in het instellingenvenster van het gereedschap Ruimte.

Deze optie is vooral handig wanneer u meerdere ruimtes hebt geselecteerd. Zo kunt u heel gemakkelijk aan alle geselecteerde objecten dezelfde afwerkingsvoorkeuren toekennen.

Volgnummer in relatiematrix

(in de groep ‘Extra gegevens’ - Vectorworks Architectuur vereist)

Geef het volgnummer van de ruimte in de relatiematrix op.