Land03482.pngDruppeluitlaten plaatsen

Gereedschap

Gereedschappenset

Druppeluitlaat

DripOutlet_tool03483.png 

Irrigatie

Met behulp van het gereedschap Druppeluitlaat kunt u een druppeluitlaat plaatsen. Dit kunnen lineaire druppelleidingen zijn ofwel rijen druppelleidingen binnen een afgebakende zone. De leidingen zorgen ervoor dat het water langzaam wegsijpelt. (Dit object is verschillend van de druppelslang, die een buisobject is en geen water laat wegsijpelen maar het naar sproeimonden voert over de hele lengte van de buis.) U kunt de instellingen voor de druppeluitlaat van een fabrikant ophalen of deze na de plaatsing van de druppeluitlaat op maat instellen.

Als u een uitlaat aan een buis toevoegt, wordt die buis in twee gesplitst.

DripOutlet_modes.png 

Methode

Omschrijving

Creëer

Voeg in

Tekenmethode opnemen

Klik hier om de standaardinstellingen van een geselecteerde uitlaat over te nemen (zie Kenmerken van uitlaten opnemen en toekennen).

D.m.v. controlepunten

Activeer deze methode om meerdere druppeluitlaten op een geschikt (irrigatie)object te plaatsen (een buis of polylijn) door erop te klikken (zie Kenmerken van uitlaten opnemen en toekennen).

Uitlaat

Open de Hulpbronnenkiezer om een hulpbron voor de uitlaat te selecteren en dubbelklik op een hulpbron om deze te activeren.

U kunt een hulpbron uit een van de fabrikantbibliotheken kiezen of een druppeluitlaat op maat selecteren. De eigenschappen van een druppeluitlaat op maat kunt u na de plaatsing instellen.

Druppelleiding

Activeer deze optie om een druppelleiding langs een polylijn te creëren.

Druppelzone

Activeer deze optie om een zone te creëren die automatisch gevuld is met rijen druppelleidingen.

Tekenmethodes polylijn

Selecteer volgens welke methode u de polylijn wilt tekenen (zie Polylijnen tekenen). Het object wordt op deze polylijn gebaseerd.

Instellingen

Pas de stadaardinstellingen aan voor de druppeluitlaat.

Om druppeluitlaten in de tekening te plaatsen:

Activeer het gereedschap en selecteer de methode Creëer in de Methodebalk.

Klik in de Methodebalk op het veld naast Uitlaat om een hulpbron via de Hulpbronnenkiezer te selecteren. U kunt een hulpbron uit een van de fabrikantbibliotheken kiezen of een uitlaat op maat selecteren die de benodigde waarden het dichtst benadert. De eigenschappen van een uitlaat op maat kunt u na de plaatsing instellen.

Het is ook mogelijk om een uitlaat te creëren door het commando Creëer objecten d.m.v. meetkundige vorm toe te passen op een polygoon in de tekening (zie Creëer objecten op basis van vormen).

Kies de gewenste methode in de Methodebalk.

Klik op de knop Instellingen om het instellingenvenster te openen en de standaardinstellingen voor het gereedschap aan te passen. Het gereedschap Uitlaat gebruikt deze waarden totdat u ze wijzigt of totdat u door middel van Tekenmethode opnemen de instellingen vervangt door die van een bestaande uitlaat. De meeste parameters kunt u nadien bewerken via het Infopalet.

Klik om de locatie van de druppeluitlaat vast te leggen. Als u de druppeluitlaat op een bestaande buis of een bestaand buizennetwerk plaatst, licht de voorgestelde buis voor verbinding op en wordt de druppeluitlaat automatisch op het netwerk aangesloten.

Om druppeluitlaten te plaatsen via de methode Druppelleiding tekent u de polylijn van de druppelleiding door bij elk controlepunt te klikken. Dubbelklik om het laatste controlepunt van de druppelleiding te plaatsen. Enkel het begin- of eindpunt van een druppelleiding kunt u met een bestaande buis verbinden.

Om zones met druppeluitlaten te creëren via de methode Druppelzone tekent u de omtrek van de zone door bij elk controlepunt te klikken. Dubbelklik om het laatste controlepunt van de druppelzone te plaatsen.

Irrigation03486.png 

Pas de positie van eventuele labels voor de druk of doorstroom aan door het controlepunt van het label te verslepen.

Outlet_label.png 

Pas de oriëntatie aan van de rijen druppelleidingen in een druppelzone door het controlepunt te verslepen. Ook het aansluitpunt heeft een controlepunt. Wanneer de druppelzone niet op een netwerk is aangesloten, wordt het aansluitpunt aangeduid door de afbeelding van een kettingschakel.

Om de weergave van de druppelzone aan te passen, vinkt u de parameter Toon druppelleidingen uit en kent u een vulling (bijvoorbeeld een lijnarcering) toe aan de zone via het Kenmerkenpalet.

DripArea_hatch.png 

Na het invoegen van het object kunt u de parameters ervan wijzigen via het Infopalet.

Kenmerken van uitlaten opnemen en toekennen

Concept: De irrigatiecatalogus gebruiken

Concept: Verbonden irrigatienetwerken creëren

Labels aan irrigatieobjecten toevoegen

Waarschuwingen irrigatiesysteem

Instellingen irrigatie

Ontwerpzones creëren

Irrigatie

Voorgedefinieerde rapporten gebruiken

Vulling